Terug naar overzicht
Luxueus nazomeren

Sardinië – eiland met (terecht) trotse bewoners

‘Nee, nee, ik ben een Sardijn, geen Italiaan.’ Enigszins verbouwereerd keek ik Giuseppe aan. Wat is dan precies het verschil? Natuurlijk ben je trots op je eigen regio maar tel al die regio’s elkaar op en je hebt een natie. Giuseppe schudde weer het hoofd en gebaarde dat ik moest zitten. Volgens hem zag ik het te simpel en hij wilde me wel een paar ins en outs vertellen over zijn geboortestreek. Gewapend met een fles wijn, wat hapjes en in de schaduw van zijn B&B in Negrar, nabij Verona, maakte ik voor het eerst kennis met Sardinië. En met een trotse Sardijn.

Sardinië zou liever samen met Corsica onafhankelijk willen zijn, dan bij Italië willen horen. Zo ongeveer begon Giuseppe. Het blijkt dus dat tot in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw militanten, onder aanvoering van ene Francisco Porcu, aanslagen pleegden om zo onafhankelijkheid af te dwingen. Tegenwoordig is alles gelukkig pais en vree en is het een autonome regio, maar dit simpele gegeven geeft wel iets aan. De Sardijnen zijn een trots volk en koesteren graag hun eigen identiteit. Nu gaat dat op een eiland over het algemeen wat gemakkelijker dan op het vasteland. Een ander voorbeeld is de taal, of beter gezegd talen. Schrijft u even mee? Over het algemeen is Sardijns (mengelmoes van Italiaans, Frans, Latijn, Portugees en volgens Giuseppe ook nog Tunesisch) het dialect maar er zijn ook nog sub-dialecten. In het noorden is Logudorees het meest gebezigde dialect, in het midden van het eiland Nuorees en in de zuiden spreken de eilandbewoners Campidanees. Dat zijn dus de meest gebruikelijke dialecten, er zijn zelfs kleine regio’s waar men nog een ander dialect spreekt. Om alles nog een tikkie onoverzichtelijker te maken, heeft de regionale Sardijnse overheid het Sardijns dialect goedgekeurd voor gebruik in officiële documenten. Vergelijk het met de dubbele benamingen voor steden en dorpen op de naamborden in Friesland en Limburg. En wij maar denken dat België een talenissue heeft.

Op gastronomisch vlak zijn er ook de nodige verschillen, met een gemeenschappelijke deler: het is echt allemaal lekker. Aan de rand van het eiland kunt u het beste een vismenuutje bestellen. Verser op je bord krijg je ze niet. Meer naar het midden van het eiland is schapenvlees vaak de hoofddis. Invloeden uit Liguria en Tunesië zorgen voor een twist in de keuken. Zo kun je bijvoorbeeld couscous Carlofortina bestellen, een lokale lekkernij. Dit alles wordt natuurlijk weggeklokt met een stevige Carignano del Sulcis, maar dat spreekt voor zich. De rijke en woelige historie van het eiland heeft trouwens een mooi pallet aan bezienswaardigheden opgeleverd. Steden als Alghero, Olbia en Cagliari zijn meer dan het bezoeken waard. Zo is Alghero echt romantisch met prachtige stranden en ademt het op een of andere manier een relaxte sfeer uit. Vergeet vooral niet om er de druipsteengrotten, Grotte di Nettuno, te bezoeken. Het wordt de mooiste excursie van Sardinië genoemd, zegt Giuseppe trots. Behalve dan voor mensen met hoogtevrees; u moet namelijk een pad afdalen met 654 treden langs een steile rots.

Giuseppe gaat maar door. Zijn stad, Cagliari, die een en al historie uitademt met haar castello, amfitheater en een nabij gelegen dorp uit de bronstijd met haar archeologische schatten. Alleen al het Nuraghi-dorp van Barumini, want daar hebben we het over, is een bezoek aan Sardegna waard. Kunt u nagaan. Of hoe heerlijk het is om te luieren op de stranden van de Costa Smeralda. Sardegna: mooi, anders, eigenzinnig en rijk aan historie. Ik snap die trotsheid van Giuseppe en begrijp meer waarom hij zich geen Italiaan voelt, maar Sardijn. Intussen was het tijd om te eten en we kregen Sebadas, zoete, gebakken ravioli met honing. U mag raden waar dat gerecht vandaan komt.

Ciao,

Mark

Lees hier meer over Sardinië!