Breng voor de cannolibuisjes de melk met de honing, suiker, kaneel en boter in een steelpan aan de kook.
Zet de pan van het vuur en voeg terwijl je met een garde blijft roeren eerst alle bloem en vervolgens de ei-witten toe.
Meng alles goed, laat het meng-sel tot kamertemperatuur afkoelen en zet de pasta dan 1 uur in de koelkast.
Verhit de oven tot 140 °C/gasovenstand 3 en bekleed de bakplaat met bakpapier. Smeer met een lepel dunne laagjes pasta van 7×11 cm op de beklede bakplaat.
Bak ze 8 minuten in de voorverwarmde oven, haal ze eruit en laat ze staan tot ze vol-doende afgekoeld zijn om aan te pakken.
Bekleed de cannolivormpjes met bakpapier en rol de rechthoekjes er in de lengte omheen. Laat ze volledig afkoelen en trek de vormpjes eruit.
Doe voor de karamelsaus de suiker met 50 ml water en de kaneel in een steelpan en kook er een amberkleurige karamel van.
Giet het kokende water erbij, roer met een siliconen spatel tot de karamel gesmolten is en laat het mengsel inkoken tot het een siroopachtige consistentie heeft. Laat de siroop tot kamertemperatuur afkoelen en zet hem in de koelkast.
Maak de geklopte ganache volgens de basistechniek (zie onderaan), met de aangegeven hoeveelheden ingrediënten.
Stamp de cacaobonen fijn in een vijzel. Vul een wegwerpspuitzak met de ganache en knip het puntje eraf. Spuit de cannolibuisjes vol met de ganache en druk de uiteinden in de gestampte ca-caobonen.
Klop de room in een mengkom met een elektrische handmixer tot er stijve punten op blijven staan.
Leg de cannoli op individuele bordjes, schep er een flinke toef geklopte slagroom naast, sprenkel er wat karamelsaus op en zet ze op tafel.