Terug naar overzicht
Donna Leon Gaby Gerster

Schrijfster Donna Leon over Venetië, toerisme én haar nieuwe boek

De Amerikaanse crimeschrijfster Donna Leon woonde ruim dertig jaar in Venetië, dat het decor werd voor haar wereldberoemde boeken over commissario Brunetti. Dit jaar wordt ze tachtig, onlangs verscheen haar dertigste roman Vluchtig Verlangen.

U beschrijft Italië in uw detectives op een zeer beeldende manier. Hoe verliep uw eigen eerste kennismaking met dit land? ‘Mijn eerste keer in Italië was in de late jaren zestig, samen met een klasgenootje uit Amerika. Zij was een Italo-americano, en had familie wonen in het diepe zuiden, in de buurt van Salerno. Ze mocht niet alleen, omdat in de jaren zestig de heersende opvatting was dat nette meisjes niet alleen op pad gingen, dus zocht ze iemand om haar te vergezellen, en dat werd ik. Mijn oma’s zijn Iers, mijn opa’s Duits en Spaans, maar ik had niks met Italië, toch dacht ik: waarom niet? We vertrokken vanuit Amerika per boot naar Napels, haar familie haalde ons op in de haven en we reisden af naar het gehucht Caposele. Mijn vriendin was vergeten door te geven dat ik ook mee was, maar dat maakte allemaal helemaal niks uit. Ze regelden een appartementje voor ons, we kregen eten, kusjes, omhelzingen en ze lieten ons alles in de omgeving zien. Ik dacht toen: ik ben dood en dit moet de hemel zijn. In die periode ben ik verliefd geworden op Italianen en hun vrijgevigheid. En dat ben ik niet meer kwijtgeraakt. Het land is totaal veranderd, maar de warmte van Italianen niet. Als mij ooit iets ergs zou overkomen, als ik aangereden zou worden door een auto bijvoorbeeld, dan hoop ik dat dat in Italië gebeurt. Want dan zou alles stoppen, iedereen zou alles uit zijn handen laten vallen om dat oude vrouwtje met het witte haar te hulp te schieten. Gewoon omdat dat is hoe Italianen zijn.’

Hoe heeft u het land dan zien veranderen?
‘Venetië gaat natuurlijk ten onder aan toeristen, maar die Venicefication zoals ik het noem, vind je door het hele land. En dat is onvermijdelijk, maar zo zonde. Het voelt soms een beetje als de Griekse tragedie van Agamemnon die naar Troje wil varen met zijn leger en vloot, maar niet vooruitkomt omdat er geen zuchtje wind staat. Om de wind in de zeilen te krijgen zal Agamemnon een vreselijke daad moeten begaan, namelijk: hij zal zijn dochter moeten offeren aan de goden. In het geval van het toerisme in Italië is dat niet anders: in ruil voor de wind, oftewel inkomsten, wordt een hoge prijs betaald: de lokale trattoria’s, zaakjes en barretjes maken plaats voor winkels met plastic prullen en kiosken met ijs en pizzapunten voor toeristen. De kwaliteit van leven neemt drastisch af op zo’n plek. Alleen al het vinden van een loodgieter is voor een local nu praktisch onmogelijk geworden. Maar ik geloof niet dat het te stoppen is. Dus probeer ik er ook niet zoveel meer over te klagen.’

Donna Leon Venetie

Venetië probeert al jaren oplossingen te bedenken. Wat vindt u van het actuele plan om entree te heffen voor iedereen die er niet slaapt?
‘Het eerste wat ik me afvraag is: hoe ga je dit uitvoeren? Geografische gezien kun je in
Venetië aankomen per boot, per trein of met een auto of bus. Laten we zeggen op een zondag in mei, waarop zo’n 150.000 toeristen de stad komen bezoeken, hoe ga je al die mensen registreren op die verschillende plekken? En wat doe je met iemand die in Vicenza woont, de trein uit komt snellen omdat hij snel naar zijn stervende moeder in het Venetiaanse ziekenhuis wil? De commune van Venetië verzint het ene na het andere plan. Zo zouden ze bijvoorbeeld ook de cruiseschepen gaan weren, maar die worden helemaal niet geweerd, ze hebben alleen een andere aanlegplek waardoor er nu honderden extra shuttles door het water varen. Hetzelfde geldt voor Mose, de stormvloedkering waarmee Venetië afgesloten kan worden van de Adriatische Zee, er is altijd wat mee aan de hand. De keren dat de kering daadwerkelijk het water tegenhield, zijn op één hand te tellen. Kortom: het klinkt geweldig, laat ze maar betalen, ik betaal ook met liefde, maar ik betwijfel hoe haalbaar dit idee is.’

Is er een idee waarin u wel gelooft?
‘Van alles wat ik de afgelopen jaren heb gehoord, vind ik het idee om van Venetië een internationaal cultureel centrum, vol goede doelen organisaties en culturele centra, te maken misschien nog het best. Er zijn nu heel veel palazzi die weg rotten en die niet gerestaureerd worden tot een rijke buitenlander ze opkoopt. Wat als je die gebouwen zou opknappen en op die manier zou benutten? Dan rijst wel meteen de vraag die naar mijn idee veel te weinig gesteld wordt in deze discussie: waar gaan de Venetianen die nu in die palazzi wonen dan heen? Mijn beste vriendin in Venetië is 75, haar moeder is 99. Elke dag gaat ze nog 65 traptreden op en af om een uur te gaan wandelen. Wat gebeurt er met deze mensen als de stad een cultureel centrum wordt? Mogen zij meebeslissen? I don’t think so. De burgemeester is niet eens Venetiaans, hij is van Mestre. Hij kon net zo goed van Mars zijn. Wat weet hij van Venetië? Wat weet hij van acqua alta (hoog water, red.)?’

U woont inmiddels in Zürich, in Zwitserland. Hoe vond u het om de stad na al die jaren te verlaten? ‘Ik was erg verdrietig. Maar de keuze werd makkelijker doordat ik me constant ergerde aan de te drukke straten. Zelfs in november. November he! Dat het in juli, augustus en september druk is, snap ik heus wel. Ook het toenemende aantal lelijke dingen stoorde me meer en meer. Etalage na etalage vol met goedkoop geproduceerde plastic troep. Spullen die niemand nodig heeft, maar iedereen koopt. Op zo’n plek wilde ik niet meer wonen. Maar ik ben er nog steeds graag te vinden. En dan ben ik ook nog eens niet Venetiaans, dus echt recht van spreken heb ik niet.’
Voelde u zich Venetiaans? ‘Nee, ik spreek ook geen Venetiaans dialect. Ik heb veel Venetiaanse vrienden maar het zit simpelweg niet in mijn bloed. Mijn zorgen om de stad zijn ook meer psychisch dan fysiek: het is een aanslag op mijn hoofd en gedachten, niet op mijn hart. Voor mijn Venetiaanse vrienden is dat anders: zij voelen zich bedrogen in hun eigen stad. Omdat ze Italiaans zijn is het belangrijk voor ze, veel belangrijker dan ik dat ooit gevonden heb, om op de plek te kunnen blijven wonen waar je vandaan komt. Als je een Amerikaan of een Londenaar een baan aanbiedt in Dubai dan gaat hij wel, als er maar goed voor betaald wordt. Een Venetiaan zou dat niet zo makkelijk zeggen, zo ver van zijn familie en eten.’
Hoe zou u Venetianen dan typeren? ‘Pragmatisch, slim en ze bewonderen intelligentie. Ook zijn ze het goede zakenlui, en zijn ze altijd in voor een grapje. En het zijn goede vrienden. Ze spreken heel vaak met elkaar af. Ik geloof dat dat vele menselijke contact je zacht maakt.’
U zei eens: ‘Venetië is de plek waar ik me het gelukkigst voelde’, waarom was dat? ‘Dit was de eerste plek waar ik kwam en dacht dat ik zou blijven. Ik had in die periode ervoor gewerkt in Iran en Saudi Arabië als professor in Engelse literatuur, altijd met een jaarcontract. Dus zodra ik de voordeur opende, had ik de achterdeur alweer in mijn vizier. In Venetië zag ik die achterdeur om een of andere reden nooit. Dat beïnvloedt de manier waarop je leeft en kijkt.’
Wat is uw favoriete plek? ‘De Giardini Reali, vlak bij het San Marco plein. De afgelopen jaren is het gerestaureerd en nu is het een prachtige plek vol bloemen. En dat midden in de stad. Mijn andere tip is: loop ’s ochtends vroeg de deur uit, zonder navigatie, en volg iemand die je tegenkomt. Als je dat doet brengen de straten je ergens en zul je snel verdwaald zijn. Op een goede manier, omdat je ergens komt waar je uit jezelf misschien nooit was geweest. Ik deed dat regelmatig toen ik nog niet zo lang in Venetië woonde en zo vond ik menig interessante plek. Inmiddels kan ik helaas niet meer echt verdwalen in de stad.’

U heeft inmiddels 30 boeken geschreven over commissario Brunetti, bent u hem nooit zat?
‘Nee, en wat het leuk houdt voor mij is dat ik in de boeken altijd ruimte maak voor onderbrekingen, verhaallijnen die op geen enkele manier bijdragen aan het plot. Beschrijvingen van familie, vreemde vrienden, gekke dingen die gebeuren in Venetië, maar ook muziek, eten en boeken. Een boek of tien geleden heb ik bijvoorbeeld besloten dat ik hem altijd hetzelfde boek laat lezen als ik zelf op dat moment lees. Dat soort zijsporen vind ik zo leuk om te beschrijven dat ze motiveren door te gaan met het vermoorden van mensen. Want dat is wat ik natuurlijk eigenlijk moet doen in een misdaadroman.’

Het Italiaanse eten speelt een grote rol in uw boeken, zo ook in het nieuwste exemplaar Vluchtig Verlangen. Hoe kijkt u als Amerikaan naar de Italiaanse eetcultuur?
‘Ik ben in de loop van de jaren gaan begrijpen dat eten een passie kan zijn. Voor mij was het dat nooit. Ik hou van goed eten en ik ben verwend omdat ik omringd word door Italiaanse vrienden die de sterren van de hemel koken, maar het is nooit een passie van mij geworden. Wat ik wel al heel snel bijzonder vond aan de Italiaanse keuken is dat het niet snobistisch is. Ze vinden gewoon dat je een à twee keer per dag goed moet eten. Ik hoop dat de boeken dat ook uitstralen. De scènes aan de eettafel zijn daarom heel kalm, het zijn geen uitgebreide beschrijvingen over hoe exquise de dille smaakt. De personages zitten gewoon bij elkaar en eten een steengoede parmigiana met een rucolasalade.’ 

Als commissario Brunetti een echt persoon zou zijn, zou u hem mogen? Of misschien zelfs bevriend met hem zijn? ‘Ja, absoluut. Hij heeft humor, is bedachtzaam en hij leest veel. Hij heeft een zwakte voor slachtoffers. En net, zoals veel Italianen, wil hij graag helpen wanneer hij kan.’

Is hij typisch Italiaans volgens u?
‘Jazeker. Hij vindt het belangrijk zijn leven leuk te maken. Hij voelt zich niet schuldig als hij duur uit eten gaat, of misschien teveel eet of drinkt. Hij geniet van het leven, zonder een schuldgevoel. Hij let altijd op wat mensen dragen en is altijd bezig met hoe hij er zelf uitziet. Fare la bella figura, dat is natuurlijk heel erg Italiaans.’

Donna Leon Venetie

Had het nieuwste boek voor de verandering ook een andere stad als decor kunnen hebben?
‘Nee, want ik heb al die jaren in Venetië gewoond. En daardoor kon ik over deze plek schrijven op een accurate manier. Ik kon grip krijgen op de gewoontes en de bijzondere kanten van de stad tonen. En ik kreeg, en krijg trouwens, veel ideeën regelrecht uit de stad, van gesprekken die ik voer. Van roddels die ik hoor.’

Uw boeken zijn in tientallen landen verschenen, maar nooit vertaald in het Italiaans. Waarom? ‘Dat is vrij simpel: zo’n twintig jaar geleden kwamen er twee vrouwen uit de buurt op me af met de vraag waarom ik dit soort dingen over Italië opschreef. ‘Je schrijft niet over ons land maar over corruptie, slechte politiek’, snauwden ze me toe. Ik vroeg hoe ze dat wisten. ‘Uit de krant’, zeiden ze. Ik ben dat stuk gaan opzoeken en daarin werd uitgebreid beschreven hoe ik als niet-Italaanse over Italië schreef. Het artikel was één grote verdediging tegen iemand, en dan ook nog een niet-Italiaan, die hun vieze was aan het buiten hangen was. Dat wil ik niet nog meer stimuleren door alle Italianen uit te nodigen mijn romans te gaan lezen. Ik wil niet nageschreeuwd worden op straat, of mails krijgen, of lelijke dingen ontvangen op de deurmat. Tegelijkertijd ben ik er trouwens wel van overtuigd dat de boeken het nogal duidelijk maken dat ik van Italianen én van Italië hou. Maar het zijn wel crime-romans, het gaat niet over vadertje kerst of feetjes.’

U bent dit jaar 80 geworden. Wat zijn u en commissario Brunetti nog van plan?
‘Ik heb net een nieuw boek afgerond. Ik ga sowieso nog een boek schrijven. Het schrijfproces is in al die jaren niets veranderd. Terwijl ik schrijf begin ik te begrijpen hoe en waarom bepaalde dingen gebeurd zijn. Als ik begin heb ik nog altijd geen flauw geen idee hoe het eindigt.’

Beeld: Gaby Gerster & Unsplash