Terug naar overzicht

Boldini, portretschilder van de beau monde

Boldini maakte aan het einde van de negentiende eeuw furore als portretschilder, terwijl dit beroep op sterven na dood was. Hij was ongekend populair onder de Parijse beau monde. Hoe deed de Italiaanse kunstschilder dat?

Eind negentiende eeuw veranderde de maatschappij in Europa voorgoed: de strenge victoriaanse leefregels werden als achterhaald beschouwd en door industrialisatie ontstond een groep nieuwe rijken. De hogere klassen wilden zich niet langer meer ouderwets laten portretteren door schilders, maar zij lieten zich vanaf nu fotograferen. Portretkunstenaars konden enkel toekijken hoe hun rol langzaam werd overgenomen door fotografen. Behalve de Italiaanse portretschilder Giovanni Boldini.

Kleine man, grote ambities
Giovanni Boldini werd in 1842 geboren in Ferrara, als zoon van de kunstschilder Antonio Boldini. Gezegend met hetzelfde talent als zijn vader, was het geen verrassing dat hij eenzelfde richting koos. Nadat hij met zijn lengte van 1 meter 54 was afgewezen voor het leger, stond niets zijn droom nog in de weg. In 1862 ging hij studeren aan de Accademia di Belle Arti in Florence, waar hij omringd was met grote Italiaanse kunstenaars. Gedurende deze periode ontwikkelde hij een passie voor het schilderen van beroemde en extravagante figuren. Niet vreemd dus, dat hij tien jaar later zijn roeping vond in het hart van de Belle Époque, Parijs.

Glamourschilder in Parijs
Met het rigide victoriaanse tijdperk achter de rug gingen vrijheid en vermaak de boventoon voeren in het dagelijks leven van de aristocratie en de nieuwe rijken. Maar nergens in Europa genoten zij zoveel vrijheid als in Parijs. In tegenstelling tot andere Europese hoofdsteden ontbrak het in Parijs aan strikte censuur, waardoor er ruimte ontstond voor culturele bloei. Het theater werd mateloos populair en actrices werden het toonbeeld van vrouwelijke schoonheid. Parijs was niet alleen de stad van verpozing, maar ook van weelde. Shoppen kreeg een heel nieuwe dimensie; het werd een beleving van zien en gezien worden. Dames flaneerden in hun mooiste kleding over de boulevards. De Franse schrijver Émile Zola noemde de warenhuizen zelfs de kathedralen van de moderne tijd.
Terwijl jonge schilders naar Parijs trokken om het weelderige, publieke leven te schilderen, stortte Giovanni Boldini zich op de portretkunst. Hij portretteerde zijn cliënten op een bijzondere, unieke wijze: flamboyant, verleidelijk en vol allure. Bovendien was Boldini zeer modebewust. Hij kleedde ‘zijn vrouwen’ volgens de laatste trends en behing ze met de mooiste juwelen, wat de dames een geweldige reputatie gaf. Actrices en welgestelde vrouwen lieten zich maar al te graag portretteren door Boldini. Maar ook bekende mannen als Giuseppe Verdi, Toulouse-Lautrec en Robert de Montesquiou hebben voor hem geposeerd.

Femme fatale
Boldini creëerde een nieuw soort vrouwelijke schoonheid: dames in lange jurken en in wulpse houdingen, die zowel deftig als mysterieus ogen. Verleidelijk en ondoorgrondelijk. Velen beschouwen hem daarom als de uitvinder van de ‘femme fatale’, het type vrouw dat later door Hollywood groot werd gemaakt met actrices als Rita Hayworth en Mary Astor. En net als de vrouwen op het witte doek, was ook de femme fatale van Boldini een verheerlijking van de werkelijkheid. De vrouwen in theatrale poses mochten dan wel een lust zijn voor het mannelijk oog, het was niet de bedoeling dat vrouwlief zich daadwerkelijk zo in het openbaar zou vertonen. Zo’n houding was allesbehalve deugdzaam. Want hoe vrij Parijs ook mocht zijn, voor een echte dame was het ondenkbaar om en public zo’n spektakel van haar lichaam te maken.

Lopende band
Ondanks de populariteit die Boldini genoot, was niet iedereen te spreken over zijn werk. Kunstcritici betichtten hem ervan geen ware kunstenaar te zijn. Daarvoor zou hij veel te commercieel gehandeld hebben. Hij schilderde aan de lopende band en zijn werk was in de ogen van critici veel te kitsch. Liefhebbers betoogden op hun beurt dat Boldini een glamourwereld schilderde, waarin het niet zozeer draaide om een verfijnde smaak, maar om de show. Een glamourwereld die we nu, dankzij zijn efficiënte ‘lopendebandwerk’ over de hele wereld terug kunnen vinden. Zo hangen delen van zijn repertoire onder meer in het Louvre en Musée d’Orsay in Parijs, Galleria Nazionale di Arte Moderna in Rome en het MoMa in New York.